Zoeken

Ethisch advies: Gepaste ondersteuning: de vraag beantwoord?

Dit is een ethisch advies voor de sector welzijn en buitengewoon onderwijs van de Broeders van Liefde. Dit advies werd opgesteld door de Visiegroep Welzijn en Buitengewoon Onderwijs, onder redactie van Axel Liégeois, stafmedewerker voor ethiek. Bij lezing moeten we steeds rekening houden met de datum van publicatie van het advies en met de evoluties in de maatschappelijke context sindsdien. 

INLEIDING

 

Welzijn en onderwijs voor mensen met beperkingen is in volle ontwikkeling. Begrippen als burgerschap, inclusie, participatie, kwaliteit van bestaan, zelfbepaling, ondersteuning en zorg op maat sturen in sterke mate de ortho(ped)agogische visie en beleid. Met dit advies wil de visiegroep ethiek in welzijn en buitengewoon onderwijs bij de Broeders van Liefde ethisch reflecteren op het belangrijke begrip ‘zorg op maat’. Dit advies is als een ‘spiegel’ waarin de professioneel betrokkenen kritisch kunnen kijken naar hun praktijk, deze kunnen evalueren en bijsturen waar nodig.

Zorg op maat betekent dat het aanbod van zorg afgestemd is op de wensen en behoeften van de individuele persoon met beperkingen. Bij minderjarigen worden ook de ondersteuningsbehoeften van de betekenisvolle anderen meegenomen. Vanuit ethisch perspectief geven we in dit advies de voorkeur aan de term ‘gepaste ondersteuning’. Met ‘ondersteuning’ leggen we de nadruk op de mogelijkheden die de persoon heeft en de bevordering van deze mogelijkheden. Met ‘gepast’ maken we duidelijk dat het niet alleen om de hoeveelheid ondersteuning gaat, maar ook om een ethische keuze.

Bij deze ethische keuze van de gepaste ondersteuning zijn drie vragen belangrijk.

  • De waarom-vraag: de kwaliteit van bestaan. De ondersteuning is vanuit ethisch standpunt gepast als de ondersteuning als middel gepast is om het doel van kwaliteit van bestaan te bereiken.
  • De wie-vraag: de betrokken partners. De ondersteuning is ethisch gezien gepast als de keuze voor ondersteuning gemaakt wordt in een gepaste dialoog tussen de betrokken partners vanuit een vertrouwensrelatie.
  • De wat-vraag: de verschillende vormen. De ondersteuning is vanuit ethisch perspectief gepast als de vorm van ondersteuning passend is bij de graad van verantwoordelijkheid die de persoon met een beperking kan opnemen.

Het advies gaat in op deze drie vragen om op een ethisch verantwoorde wijze een keuze te kunnen maken in de gepaste ondersteuning.

Daardoor kan ondersteuning in twee betekenissen gebruikt worden. Enerzijds is ondersteuning de ‘zorg’ of ‘assistentie’ vanuit een ortho(ped)agogische benadering. Anderzijds is ondersteuning ook het begeleidingsproces om vanuit ethisch perspectief een keuze te maken in de bovengenoemde ondersteuning.

Doorheen dit advies volgen we drie casussen die illustreren hoe de ethische keuze van de gepaste ondersteuning in de dagelijkse praktijk vorm kan krijgen. Ze komen uit de context van een school, een ortho(ped)agogisch centrum en mobiele werking of dienst.

  • Mathias, een 13-jarige jongen met autisme, ligt niet goed in de klasgroep. Hij vindt moeilijk aansluiting met zijn medeleerlingen en zij laten hem links liggen. Als leerkracht heb je het gevoel dat hij dit zelf vervelend vindt. Hoe kan de leerkracht gepaste ondersteuning bieden?
  • Omar, een man van 25 jaar, verblijft in een woongroep voor volwassen personen met een matig verstandelijke beperking. Zijn moeder legt haar eisen heel hoog: ze verwacht dat Omar eten of drinken krijgt buiten de vaste voorziene momenten. Ze vindt dat Omar tekort wordt gedaan terwijl de begeleiders het gevoel hebben dat Omar reeds veel aandacht krijgt en dit ten koste gaat van andere bewoners. Hoe kunnen de begeleiders gepaste ondersteuning bieden?
  • Jolien, een 15-jarig meisje, vertelt aan haar thuisbegeleidster dat ze volgende zaterdag op stap wil gaan met haar vriendinnen, maar dat ze van haar ouders om 22 uur thuis moet zijn. “Ik ga die domme regel deze keer zeker niet volgen!", zegt ze. De ouders van Jolien zijn bang dat ze foute vriendinnen heeft en dat ze door haar problematiek te beïnvloedbaar is om met hen naar een fuif te gaan. Hoe kan de thuisbegeleider gepaste ondersteuning bieden?

 

 

  1. WAAROM? KWALITEIT VAN BESTAAN ALS DOEL

We zien het behouden of verhogen van de kwaliteit van bestaan als doel van de ondersteuning van mensen met beperkingen in hun context. Kwaliteit van bestaan van de individuele persoon kan niet los beschouwd worden van de kwaliteit van bestaan van die van de betekenisvolle anderen. Een goede kwaliteit van bestaan van de betekenisvolle anderen draagt immers meestal bij tot die van de persoon met beperkingen. Dit kan ertoe leiden dat de professioneel betrokkenen, om de kwaliteit van bestaan van de persoon met beperkingen te behouden of te verhogen, zoeken naar een evenwicht tussen de kwaliteit van bestaan van de persoon met beperkingen en die van de betekenisvolle anderen.

Kwaliteit van bestaan kunnen we omschrijven als de beleving en waardering van de (on-) mogelijkheden van het feitelijke bestaan in verhouding tot die van het gewenste bestaan door de betrokken persoon zelf. Het begrip is uitgewerkt door acht domeinen te onderscheiden waarin kwaliteit van bestaan kan worden gerealiseerd: lichamelijk welbevinden, emotioneel welbevinden, interpersoonlijke relaties, materieel welbevinden, persoonlijke ontwikkeling, rechten, sociale inclusie en zelfbepaling (Schalock en Alonso).

Kwaliteit van bestaan is multi-dimensioneel. Het is ook een algemeen gegeven: het belang en de domeinen van kwaliteit van bestaan zijn dezelfde voor mensen met beperkingen als voor andere mensen. Voor kwaliteit van bestaan is zinbeleving ook belangrijk: het drukt zich uit in alle domeinen en is een drijfveer om werk te maken van kwaliteit van bestaan. Mensen kunnen zin beleven door te streven naar een doel en te beseffen dat hun bestaan deel uitmaakt van een groter geheel.

Kwaliteit van bestaan heeft subjectieve en objectieve componenten. De objectieve componenten verwijzen naar de kenmerken van de levenssituatie die door anderen kunnen worden geobserveerd, en die in een bepaalde tijd en cultuur meer of minder gewaardeerd worden. De subjectieve componenten verwijzen naar de persoonlijke waardering van de aspecten van de levenssituatie door de persoon met beperkingen zelf. Er is een beperkte samenhang tussen de objectieve en de subjectieve waardering. Wat mensen in de maatschappij immers als goede kwaliteit van bestaan beoordelen, kan door de persoon minder gewaardeerd worden omwille van hoge verwachtingen van het bestaan. En omgekeerd kan wat als lage levenskwaliteit aanzien wordt in de maatschappij, toch door de persoon als voldoende goed gewaardeerd worden.

Het criterium voor de gepastheid van de ondersteuning is de mate waarin deze ondersteuning de kwaliteit van bestaan van de persoon met beperkingen in de acht genoemde levensdomeinen zo hoog mogelijk houdt of verhoogt, rekening houdend met de kwaliteit van bestaan van de betekenisvolle anderen.

In de drie casussen staat centraal hoe de betrokken personen de kwaliteit van bestaan ervaren.

  • De leerkracht kan aan Mathias vragen of hij het zelf belangrijk vindt om opgenomen te worden in de groep. De leerkracht kan ook bij zichzelf de vraag stellen of hij aan het gedrag van Mathias merkt dat hij zich niet goed voelt bij de klassituatie.
  • De begeleiders kunnen bij Omar proberen te weten te komen of extra momenten van eten en drinken voor hem echt belangrijk of noodzakelijk zijn. Ze kunnen ook aan de moeder vragen waarom zij dat zo belangrijk vindt.
  • De thuisbegeleider kan met Jolien verhelderen waarom het voor haar zo belangrijk is om met haar vriendinnen naar de fuif mee te kunnen gaan. Ze kan ook aan de ouders vragen waarom  ze verontrust zijn over de vriendinnen met wie Jolien naar de fuif wil.

 

 

  1. WIE? DIALOOG EN VERTROUWENSRELATIE TUSSEN DE BETROKKENEN

 

Het streven naar kwaliteit van bestaan als doel van gepaste ondersteuning, kan alleen gerealiseerd worden door de mensen die betrokken zijn bij deze ondersteuning. Zo komen we bij de wie-vraag of bij de betrokkenen in de gepaste ondersteuning. De dialoog en de vertrouwensrelatie zijn essentieel om gepaste ondersteuning te kunnen bieden.

 

Betrokken partners

In de gepaste ondersteuning zijn drie belangrijke partners of groepen van partners betrokkenen: de persoon met beperkingen, het sociaal netwerk en het professioneel netwerk. Hiermee sluiten we aan bij het advies van de visiegroep ethiek over de Ethiek van de professionele ondersteuningsrelatie (2007). We kunnen deze partners plaatsen in drie concentrische cirkels. In de centrale cirkel staat de persoon met beperkingen: het gaat om zijn of haar kwaliteit van bestaan. In de tweede cirkel bevindt zich het sociaal netwerk met de betekenisvolle anderen. De derde cirkel bestaat uit het professioneel netwerk met de professioneel betrokkenen. Deze cirkels van betrokkenen maken uiteraard deel uit van de maatschappij. We kunnen de concentrische cirkels als volgt voorstellen.

 

Deze concentrische cirkels van betrokken partners in de gepaste ondersteuning sluiten aan bij de concentrische cirkels van zorg: de zelfzorg behoort bij de persoon met beperkingen, de gebruikelijke zorg en de mantelzorg gebeuren in het sociaal netwerk, en de reguliere en de gespecialiseerde zorg worden in het professioneel netwerk geboden. Ook in de scholen zijn er dergelijke concentrische cirkels: in het onderwijs staat de leerling centraal, de leerkrachten werken nauw samen met de ouders in het sociaal netwerk, en ze werken ook onderling samen en met externe hulpverleners in een professioneel netwerk.

De realiteit kan nog complexer zijn dan de concentrische cirkels laten vermoeden. Elke persoon die een rol speelt in het sociaal netwerk van de persoon met beperkingen is immers zelf het centrum van een eigen sociaal netwerk en eventueel ook van een eigen professioneel netwerk. Zo kunnen ouders van minderjarigen ook in een middelste cirkel geplaatst worden als de ondersteuning de doelstelling heeft om hun kwaliteit van bestaan te verhogen.

In de drie casussen zien we een veelheid van betrokkenen in de ondersteuning.

  • Niet alleen Mathias en zijn leerkracht zijn betrokken, maar ook de collega’s, de medeleerlingen en zijn ouders.
  • Het gaat niet alleen om Omar, zijn vader, moeder en begeleiders, maar ook het belang van de medebewoners staat op het spel.
  • Niet alleen Jolien, haar ouders en thuisbegeleider, maar ook de vriendinnen en andere leeftijdsgenoten zijn betrokken.

 

Vertrouwensrelatie opbouwen

Het is een essentiële voorwaarde voor de dialoog dat de professioneel betrokkenen een vertrouwensrelatie opbouwen met de persoon met beperkingen en zoveel mogelijk ook met zijn of haar betekenisvolle anderen. De professioneel betrokkenen kunnen het vertrouwen van de persoon met beperkingen en de betekenisvolle anderen krijgen door zich tot die persoon te wenden. Daarbij gaan ze uit van een grondhouding van betrokkenheid en zorgzaamheid. Ze proberen de persoon met beperkingen te benaderen vanuit zijn of haar eigen perspectief. Wat is er belangrijk voor die persoon? Wat staat er voor hem of haar op het spel? Wat is voor hem of haar kwaliteit van bestaan? Welke vragen of noden heeft hij of zij in de verschillende domeinen van kwaliteit van bestaan? Dat zal wellicht niet steeds overeenkomen met het vooraf bedachte aanbod van ondersteuning. De wending bestaat erin dat de professioneel betrokkenen zich in eerste instantie op de vragen of noden van de persoon met beperkingen zelf richten.

Vanuit deze vragen of noden zoeken de persoon met beperkingen, de betekenisvolle anderen en de professioneel betrokkenen samen in dialoog naar een passend antwoord of een gepaste ondersteuning voor die persoon en worden ze ‘bondgenoten’. Welke vorm van ondersteuning kan een gepast antwoord bieden op zijn of haar vragen of noden? Het belangrijkste is dat ze wederzijds vertrouwen opbouwen en dat er een wederkerige dialoog ontstaat over wat er voor de persoon met beperkingen op het spel staat.

 

Dialoog voeren

Op basis van deze vertrouwensrelatie kunnen de betrokken partners in dialoog gaan over de gepaste ondersteuning. In deze dialoog stemmen ze eenieders verantwoordelijkheid af en delen ze de verantwoordelijkheid. Het doel is de eigen verantwoordelijkheid van de persoon met beperkingen zoveel mogelijk te respecteren en te bevorderen. Het criterium voor de gepastheid van de ondersteuning is de mate waarin de keuze voor de ondersteuning in een dialoog tussen alle betrokkenen gemaakt wordt.

In de dialoog worden de professioneel betrokkenen geconfronteerd met vertrouwelijke informatie en de grenzen van hun beroepsgeheim. Daartoe verwijzen we naar het advies van de visiegroep ethiek over Zorgvuldig omgaan met informatie (2010). Twee belangrijke inzichten van dit advies zijn dat informatie uitwisselen met betekenisvolle anderen, in het team of netwerk, en met derden alleen kan in dialoog en met de toestemming van de persoon met beperkingen, en dat de professioneel betrokkenen bij het uitwisselen de informatie filteren op haar relevantie en zich beperken tot de relevante informatie zonder de irrelevante informatie door te geven.

De dialoog is echter niet altijd gemakkelijk. Soms wil de persoon met beperkingen niet dat de professioneel betrokkenen de betekenisvolle anderen in de dialoog betrekken. Soms zijn de betekenisvolle anderen onvoldoende betrokken of behartigen ze onvoldoende de belangen van de persoon met beperkingen. Soms is het een taak van de professioneel betrokkenen om ook de betekenisvolle anderen te ondersteunen. Soms verschillen de professioneel betrokkenen en de betekenisvolle anderen grondig van mening over wat de kwaliteit van bestaan van de persoon met beperkingen werkelijk verhoogt. En soms vertrekken de professioneel betrokkenen onbewust of bewust teveel vanuit hun eigen visie op ondersteuning. Hoe de professioneel betrokkenen met deze spanningsvelden kunnen omgaan, werken we uit aan de hand van de gradatie in de verantwoordelijkheid en in de ondersteuning.

 

 

  1. WAT? GRADATIE IN VERANTWOORDELIJKHEID EN IN ONDERSTEUNING

Vanuit een vertrouwensrelatie gaan de verschillende betrokken partners in dialoog om de gepaste ondersteuning te bieden en zo de kwaliteit van bestaan zo hoog mogelijk te houden of te verhogen. Daarmee komen we bij de wat-vraag of de inhoud van de gepaste ondersteuning. Er is een gradatie in de verantwoordelijkheid en op basis van deze gradatie kunnen de professioneel betrokkenen verschillende vormen van ondersteuning aanbieden.

 

Gradatie in verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid kan verschillende vormen aannemen naargelang de persoon met beperkingen eigen verantwoordelijkheid kan opnemen. Vanuit de rechten van de persoon met beperkingen willen we zoveel mogelijk de eigen verantwoordelijkheid bevorderen. Dit hebben we reeds uitgewerkt in het advies van de visiegroep ethiek over Omgaan met verantwoordelijkheid in welzijn en onderwijs (2011).

Het inschatten van het vermogen om eigen verantwoordelijkheid op te nemen, is een delicate en moeilijke kwestie. Meetinstrumenten kunnen een hulpmiddel zijn, maar er spelen ook altijd individuele en situationele factoren een rol. In de dagelijkse praktijk kunnen de professioneel betrokkenen niet anders dan een inschatting te maken op een bepaald moment en voor een bepaalde activiteit. Om het vermogen tot eigen verantwoordelijkheid in te schatten, gaan ze op de eerste plaats in dialoog met de persoon met beperkingen en de betekenisvolle anderen. Ze bespreken deze inschatting ook onder elkaar in team. De inschatting wint aan betrouwbaarheid als ze dit kunnen motiveren naar de persoon met beperkingen en de betekenisvolle anderen.

Deze verschillende vormen van verantwoordelijkheid kunnen we op een graduele lijn plaatsen. Aan de ene zijde van de graduele lijn staat de eigen verantwoordelijkheid. De persoon met beperkingen kan volledig de eigen verantwoordelijkheid voor zijn of haar keuzes of beslissingen opnemen op een bepaald moment en voor een bepaalde activiteit in een bepaald domein van kwaliteit van bestaan. De persoon met beperkingen kan dus ook zelf op een verantwoorde manier keuzes in de gepaste ondersteuning maken. Dan zetten de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen een dialoog op met de persoon met beperkingen om die gepaste ondersteuning verder te bespreken.

Op het middengebied van de graduele lijn komt de gedeelde verantwoordelijkheid van de persoon met beperkingen, betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen. De persoon met beperkingen kan niet volledig de eigen verantwoordelijkheid opnemen op een bepaald moment en voor een bepaalde activiteit. Dan zetten de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen een dialoog op met de persoon met beperkingen om samen de gepaste ondersteuning te kiezen. Bij deze keuze bevorderen ze zoveel mogelijk de eigen verantwoordelijkheid van de persoon met beperkingen. Het gaat dus om ‘responsabilisering’. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen geven zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid aan de persoon met beperkingen en nemen zo weinig mogelijk verantwoordelijkheid over. Indien nodig, kunnen de professioneel betrokkenen ook de betekenisvolle anderen responsabiliseren om op hun beurt de persoon met beperkingen te responsabiliseren.

Aan de andere zijde van de graduele lijn staat de plaatsvervangende verantwoordelijkheid van de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen. De persoon met beperkingen kan, zelfs met de nodige hulp, onvoldoende eigen verantwoordelijkheid opnemen op een bepaald moment en voor een bepaalde activiteit. Dan hebben de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen de taak de verantwoordelijkheid plaatsvervangend over te nemen en zelf keuzes te maken in de gepaste ondersteuning. Dit gebeurt alleen op de momenten en voor de activiteiten waarvoor de persoon met beperkingen onvoldoende eigen verantwoordelijkheid kan opnemen.

 

Gradatie in vormen van ondersteuning

De verschillende gradaties van verantwoordelijkheid leiden tot verschillende gradaties in de vormen van ondersteuning: van zich beschikbaar stellen en informeren, over adviseren, onderhandelen en druk uitoefenen, tot overnemen en dwang uitoefenen. Het criterium voor de gepastheid van de ondersteuning is de mate waarin de keuze voor een bepaalde vorm van ondersteuning aansluit bij de graad van verantwoordelijkheid die de persoon met beperkingen kan dragen. Dit kunnen we in het volgende schema weergeven.

 

 

Zich beschikbaar stellen

Een eerste vorm van ondersteuning is het zich beschikbaar stellen zonder effectief ondersteuning te bieden. De persoon met beperkingen kan volledig zijn of haar eigen verantwoordelijkheid opnemen. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen laten de persoon met beperkingen volledig zelf zijn of haar keuzes maken en leven inrichten. Maar ze zijn wel beschikbaar en bereid om ondersteuning te bieden, mocht dat nodig zijn.

 

Casussen

  • De leerkracht kan verwoorden hoe hij de verhoudingen tussen Mathias en de medeleerlingen ervaart en kan eraan toevoegen dat hij beschikbaar is voor een gesprek.
  • De begeleiders zijn beschikbaar om de signalen van Omar op te vangen mocht hij aangeven dat hij eten of drinken verlangt.
  • Jolien heeft al door dat ze met dergelijke vragen bij haar thuisbegeleidster terecht kan. Ze weet dat ze beschikbaar is om te praten over onenigheden met haar ouders.

 

Informeren

Een tweede vorm van ondersteuning is het informeren. We bevinden ons op de overgang van eigen verantwoordelijkheid naar gedeelde verantwoordelijkheid. De persoon met beperkingen kan nog volledig zijn of haar eigen verantwoordelijkheid opnemen. Maar de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen bieden een vorm van ondersteuning door de persoon met beperkingen op een zo objectief mogelijke wijze te informeren over de verschillende mogelijke keuzes met hun voor- en nadelen. Ze proberen de persoon met beperkingen niet te beïnvloeden en geven geen advies, maar ze laten hem of haar volledig vrij en bevorderen zijn of haar eigen verantwoordelijkheid zoveel mogelijk.

Casussen

  • De leerkracht informeert Mathias over de voordelen van meer interactie met de groep. Hij bespreekt ook met hem wat hij concreet kan doen om vrienden te maken. Ook de optie om zich niet te integreren wordt besproken als een evenwaardige keuze.
  • De begeleiders maken Omar en zijn moeder duidelijk dat het eten en drinken dat hij op de voorziene momenten krijgt voldoende zou moeten zijn. Ze maken duidelijk dat er eventueel extra momenten mogelijk zijn maar dat deze consequenties hebben voor de andere bewoners.
  • De thuisbegeleidster informeert Jolien over de pro’s en contra’s van haar beslissing om niet tijdig thuis te zijn zoals haar ouders het vragen, en over mogelijke andere opties.

 

Adviseren

Met het adviseren, de derde vorm van ondersteuning, bevinden we ons in de gedeelde verantwoordelijkheid. Adviseren gaat verder dan informeren. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen informeren de persoon met beperkingen over de verschillende mogelijke keuzes met hun voor- en nadelen, maar ze drukken nu hun voorkeur uit in de vorm van advies. Ze motiveren hun advies door de nadruk te leggen op de voordelen van een bepaalde mogelijkheid en dus op de winstpunten voor de persoon met beperkingen. Ze laten de keuze vrij zonder hem of haar verder te beïnvloeden.

Casussen

  • De leerkracht adviseert Mathias om meer in interactie te gaan met de groep en toont aan welke voordelen hij daaruit kan halen.
  • De begeleiders raden Omar en zijn moeder aan niet om eten of drinken te vragen buiten de voorziene momenten want hij heeft dit waarschijnlijk niet nodig.
  • De thuisbegeleidster adviseert Jolien om naar de fuif te gaan en tijdig thuis te komen omdat haar ouders terecht om haar bezorgd zijn.

 

Onderhandelen

Onderhandelen is de vorm van ondersteuning die zich in het midden van de graduele lijn bevindt. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen informeren de persoon met beperkingen over de verschillende mogelijke keuzes, brengen de voor- en nadelen ervan in kaart en maken er een balans van op. Ze doen dit zonder de informatie te manipuleren of de keuzemogelijkheden anders voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. De persoon met beperkingen informeert ook de betekenisvolle anderen en de professioneel betrokkenen over zijn of haar wensen en verlangens. De drie partners formuleren een voorstel en geven argumenten. Ze luisteren wederzijds naar elkaars emoties en gevoelens, gedachten en opvattingen. Ze proberen aan elkaars wensen tegemoet te komen door het voorstel bij te sturen en argumenten aan te brengen. Ze werken in de richting van een zo positief mogelijke balans van winst- en verliespunten voor alle betrokkenen zodat er een compromis kan ontstaan.

Casussen

  • De leerkracht beluistert het standpunt van Mathias en vult dit aan met hoe hijzelf naar de situatie kijkt. Hij maakt een overzicht van de winst- en verliespunten van meer interactie en laat zien dat er wellicht meer winstpunten zijn.
  • De begeleiders spreken met Omar en zijn moeder, sommen de voor- en nadelen van extra eet- en drinkmomenten voor Omar en de andere bewoners op, en tonen aan dat de nadelen voor de anderen wellicht groter zijn dan de voordelen voor Omar.
  • In een gesprek met Jolien en haar ouders, zet de thuisbegeleidster de leuke dingen en de gevaren op een rijtje en probeert hen tot een aanvaardbaar compromis te laten komen.

 

Druk uitoefenen

Een vijfde vorm in de ondersteuning is het uitoefenen van druk. Dit betekent dat de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen de persoon met beperkingen informeren over de verschillende mogelijke keuzes met hun voor- en nadelen, maar nu confronteren ze hem of haar met de nadelen van de andere mogelijkheden dan deze die ze zelf voorstellen. Ze manipuleren de informatie echter niet of stellen de mogelijkheden niet negatiever voor dan in werkelijkheid, maar ze confronteren de persoon met beperkingen met de effecten van zijn of haar keuze. De nadruk komt nu meer te liggen op de verliespunten voor de persoon met beperkingen als hij of zij niet kiest voor de voorgestelde mogelijkheid. De druk kan uitgaan van anderen of van de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen zelf.

De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen kunnen de negatieve effecten van beslissingen of maatregelen van externe instanties benadrukken, zoals van mensen uit het sociaal netwerk, dienstverlenende organisaties, politie of justitie. Hier kunnen de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen in de dialoog met de persoon met beperkingen bemiddelen. Ze kunnen samen met die persoon zoeken hoe ze de negatieve effecten van die externe beslissing of maatregel kunnen vermijden.

De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen kunnen ook zelf druk uitoefenen. Nu gaat het om de negatieve effecten van beslissingen of vrijheidsbeperkende maatregelen die de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen zelf overwegen te nemen. Hier wordt de dialoog met de persoon met beperkingen moeilijker. Maar toch kunnen ze op een welwillende manier met die persoon zoeken naar wat er kan gebeuren om de beslissing of maatregel met negatieve effecten te vermijden.

Bij druk hanteren de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen de verliespunten van de beslissingen van anderen of van hun eigen beslissingen als middel om de keuze te beïnvloeden. Bij het uitoefenen van druk blijven ze de verantwoordelijkheid met de persoon met beperkingen delen. Ze gaan langzamerhand over van bevorderen van eigen verantwoordelijkheid naar plaatsvervangend overnemen van verantwoordelijkheid op een bepaald moment en voor een bepaald levensdomein.

Casussen

  • De leerkracht spreekt met Mathias af dat hij tijdens de speeltijd zal proberen om bij zijn klasgroep te staan en aan een klasgenoot te vragen wat hij in het weekend gaat doen. Nadien bespreekt de leerkracht met Mathias hoe dit gelukt is.
  • In een overleg maken de begeleiders Omar en zijn moeder duidelijk dat, indien zij toch extra  eet- en drinkmomenten nodig vinden, Omar naar een andere zorgeenheid moet verhuizen waar er meer begeleiders zijn zodat de andere bewoners geen nadeel ondervinden.
  • Na overleg met de ouders, is er een gesprek met Jolien, de ouders en de thuisbegeleidster. Als Jolien de regel niet volgt, laten de ouders andere verworvenheden van Jolien wegvallen.

 

Overnemen

Een zesde vorm van ondersteuning is het overnemen van verantwoordelijkheid. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen blijven informeren, adviseren, onderhandelen en  verbaal druk uitoefenen, maar op een bepaald moment gaan ze over tot handelen. Ze nemen de verantwoordelijkheid over en nemen zelf beslissingen. Bij verantwoordelijkheid overnemen is het echter zo dat de persoon met beperkingen zich niet verzet maar dit aanvaardt. Het gaat dus niet in tegen de wil van de persoon met beperkingen. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen evolueren nu van coachen bij het maken van keuzes naar sturen en structureren van het leven van de persoon met beperkingen. De beïnvloeding wordt steeds groter.

Casussen

  • Een insteek voor het probleem van Mathias is dat de leerkracht bij groepswerk aansluit in het groepje van Mathias en hem begeleidt bij het stellen van een vraag naar anderen.
  • De begeleiders beslissen dat ze geen extra momenten van eten en drinken voor Omar voorzien en stellen vast dat Omar en zijn moeder dit aanvaarden.
  • Een oplossing zou kunnen zijn dat de thuisbegeleidster met Jolien afspreekt dat iemand haar tijdig aan de fuif gaat ophalen zonder dat Jolien er bezwaar tegen heeft.

 

Dwang uitoefenen

De laatste vorm van ondersteuning is de meest verregaande, namelijk dwang. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen kunnen nog steeds de dialoog met de persoon met beperkingen aangaan, maar het staat vast dat ze een bepaalde beslissing of maatregel zullen nemen, ook tegen de wil van die persoon in. Hier wordt zijn of haar vrijheid het meest beperkt. Bij dwang leggen de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen hun keuze op.

Omdat dwang zo ingrijpend is, mag het nooit een vanzelfsprekende maatregel worden. Dwang moet steeds verantwoord kunnen worden. Er zijn drie voorwaarden verbonden aan het uitoefenen van dwang. Dit hebben we reeds uitgewerkt in het advies van de visiegroep over Vrijheidsbeperking bij personen met een handicap (2005).

De eerste voorwaarde is dat de persoon met beperkingen niet meer in staat is om voldoende eigen verantwoordelijkheid te dragen. Hij of zij kan geen overwogen en verantwoorde keuzes meer maken.

De tweede voorwaarde is dat er dreigende en ernstige schade is aan de fysieke of psychische gezondheid of integriteit van de persoon met beperkingen of van een andere persoon. Het uitoefenen van dwang is dan een middel om de schade te voorkomen of te herstellen.

De derde voorwaarde is de proportionaliteit. Er moet een redelijke verhouding zijn tussen de dwang die uitgeoefend wordt enerzijds en de dreigende en ernstige schade anderzijds. Dit impliceert dat er geen alternatieven zijn die de schade kunnen voorkomen met minder dwang. Dit impliceert ook dat er niet meer en niet langer dwang wordt uitgeoefend dan nodig is om de schade te vermijden.

Opdat dwang verantwoord zou zijn, moet aan de drie voorwaarden tegelijk voldaan worden. Het toetsen van deze voorwaarden gebeurt zoveel mogelijk in dialoog tussen professioneel betrokkenen onderling en met de betekenisvolle anderen, en als het kan met de persoon met beperkingen, en dit zowel vóór, tijdens en na de dwangmaatregel.

Casussen

In geen enkele van de drie casussen is het mogelijk op een verantwoorde manier dwang uit te oefenen. Er kan niet voldaan worden aan het criterium van dreigende en ernstige schade.

 

 

BESLUIT: DE GEPASTHEID VAN DE ONDERSTEUNING

Er is een gradatie in deze vormen van ondersteuning. De keuze voor een bepaalde vorm van ondersteuning is vanuit ethisch standpunt gepast als ze voldoet aan drie criteria.

Een eerste criterium is dat de ondersteuning als middel gepast is om het doel van kwaliteit van bestaan te bereiken. De betrokkenen kiezen dus voor de vorm van ondersteuning die de  kwaliteit van bestaan van de persoon met beperkingen zoveel mogelijk behoudt of verhoogt, rekening houdend met de kwaliteit van bestaan van de betekenisvolle anderen.

Een tweede criterium voor de gepastheid van de ondersteuning is dat de keuze voor de vorm van ondersteuning gemaakt wordt in een gepaste dialoog tussen de betrokken partners vanuit een vertrouwensrelatie. De professioneel betrokkenen maken deze keuze op een wel overwogen wijze,  in dialoog in het interdisciplinaire team en netwerk, en in dialoog met de persoon met beperkingen en de betekenisvolle anderen. Het is belangrijk deze keuze doelbewust en consequent toe te passen. Maar de keuze moet uiteraard ook herzien kunnen worden.

Een derde criterium voor de gepaste ondersteuning is dat de vorm van ondersteuning passend is bij de graad van verantwoordelijkheid die de persoon met een beperking kan opnemen. In de gepaste ondersteuning staat verantwoordelijkheid centraal. De betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen proberen de persoon met beperkingen te motiveren om verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn keuzes of beslissingen op een bepaald moment en voor een bepaalde activiteit in een bepaald domein van kwaliteit van bestaan. Vanuit de rechten van de persoon met beperkingen is het best te kiezen voor de vorm van ondersteuning met het meest eigen verantwoordelijkheid. Maar als de situatie moeilijker wordt, kunnen de betekenisvolle anderen en professioneel betrokkenen kiezen voor vormen van ondersteuning met minder eigen verantwoordelijkheid en met meer plaatsvervangende verantwoordelijkheid.

Het evalueren van de gepaste ondersteuning kan voor de professioneel betrokkenen een zware opdracht zijn en hen brengen tot handelingsverlegenheid en een gevoel van onmacht. Soms durven ze niet om de volle eigen verantwoordelijkheid bij de persoon met beperkingen te laten als hij of zij dit kan opnemen. En omgekeerd durven ze soms niet om de verantwoordelijkheid van de persoon met beperkingen over te nemen als hij of zij onvoldoende eigen verantwoordelijkheid aankan. Het is belangrijk dat de professioneel betrokkenen beseffen dat het inschatten van de mogelijkheden om verantwoordelijkheid op te nemen, niet alleen hun individuele verantwoordelijkheid is, maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het team. Dit hebben we reeds beschreven in het advies van de visiegroep ethiek over Omgaan met verantwoordelijkheid in welzijn en onderwijs (2011). Individueel kunnen de professioneel betrokkenen rekenen op de solidariteit in het team, maar omgekeerd kan het team rekenen op hun loyale medewerking.

 

 

LITERATUUR

 

 

 

Leden van de visiegroep ethiek in welzijn en buitengewoon onderwijs:

Aartrijke, O.C. Engelbewaarder: mevr. Katrien Wydhooge
Bellingen, O.C. Huize Terloo: dhr. Bram Soenen
Brecht, O.C. Clara Fey: dhr. Toon Kustermans en mevr. Thaïs Pfleiderer
Brussel, O.C. Koninklijk Instituut Woluwe: mevr. Stéphanie Weynants
Gent, O.C. Sint-Jozef: dhr. Dirk Van De Loock en mevr. Brigitte Van Overbeke
Gent, Provincialaat Broeders van Liefde: mevr. Katrien Debreuck en dhr. Axel Liégeois
Gentbrugge: K.O.C. Sint-Gregorius: Mevr. Karlien De Maesschalk, mevr. Freeke Campens, mevr. Griet Geysels en mevr. Stéphanie De Graer
Gijzenzele, O.C. De Beweging: mevr. Sabine Uytterschaut
Handzame, O.C. Sint-Jan de Deo: mevr. Inge Declerck
Leuven, O.C. Het Roerhuis: dhr. Wilfried Jorissen
Lummen, K.O.C. Sint-Ferdinand: mevr. Kelly Van Ouytsel en dhr. Luc Vandeput
Roeselare, O.C. Sint-Idesbald: dhr. Marnick Seys en dhr. Mathias Gobbin
Vurste, O.C. Br. Ebergiste: mevr. Monique Martens

Contactpersoon: Axel Liégeois
E-mail: axel.liegeois@broedersvanliefde.be

 

Download deze tekst hier in pdf:

Gerelateerde wetenschappelijke artikels
Met dit advies wil de visiegroep ethiek een ethisch houvast bieden bij het omgaan met de nieuwe media. Hierbij kiest de visiegroep voor het perspectief van de personen met een beperking: de invalshoek van de medewerkers en de organisatie komt immers ...
Met dit advies wil de visiegroep ethiek een houvast bieden bij het omgaan met verantwoordelijkheid in de voorzieningen voor welzijn en de scholen voor buitengewoon onderwijs van de Broeders van Liefde. We focussen op de verantwoordelijkheid in de ...
De werkgroep ethiek in de ortho(ped)agogische zorg bij de Broeders van Liefde ziet de mens met een handicap als een volwaardige persoon die ook als volwaardig burger, net als elke andere burger, zelf zijn of haar leven vorm én inhoud kan geven ...
Eén van de kernproblemen in de relatie tussen begeleiders en personen met een handicap is het omgaan met vrijheid en dwang: hoe kunnen we zoveel mogelijk de vrijheid van de persoon met een handicap respecteren en bevorderen, en wanneer is het ...
De werkgroep ethiek in de ortho(ped)agogische wil de begeleiders en de directies uitnodigen om aan de hand van dit advies kritisch na te denken over en om te gaan met het seksueel gedrag van personen met een handicap. Seksualiteit behoort immers tot ...

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte