Zoeken

Psychiatrisch ziekenhuis of all-in zorghotel? Over milieutherapie, maatwerk, stigma en droogzwemmen.

Jan Van Speybroeck
Psychiatrie & Verpleging

We zien het ziekenhuis als een organisatie die grofweg twee functies verenigt: enerzijds het verstrekken van zorg, en anderzijds het bieden van hoteldiensten, te vatten onder eten en slapen, of catering en verblijf. Die opdeling doet zich in principe voor in zowel algemene als psychiatrische ziekenhuizen. 

We zien echter de laatste jaren heel wat evolueren in de (geestelijke) gezondheidszorg, zowel op organisatorisch als op inhoudelijk vlak: kortere opnames, meer poliklinische consultaties, ambulante zorg en daghospitalisaties, minder ziekenhuisbedden en meer mobiele zorg. Daarnaast zien we in de zorg zelf dat meer en meer nadruk gelegd wordt op ‘patient empowerment’, herstelgerichte zorg, participatie van patiënt en omgeving, outreachende zorg, toenemende aandacht voor KOPP-kinderen, enz.
Die evoluties hebben niet enkel invloed op de inhoud en organisatie van de zorg, doch ook op hoe de hotelfunctie kan ingevuld te worden, stellen zich een aantal vragen: Voor welke problemen en wan-neer is opname in een psychiatrisch ziekenhuis de meest gepaste zorg? Wanneer is de koppeling van psychiatrische zorg aan (andere, tijdelijke of blijvende) hoteldiensten aangewezen? Is het denkbaar en wenselijk dat in een residentiële omgeving de zorg en het hoteldienstenverblijf gescheiden worden, en door verschillende partijen worden aangeboden? Hoe kunnen de hoteldiensten aansluiten op de jongste evoluties in de zorg? 

We gingen hierover in gesprek met een aantal mensen, elk op hun eigen manier bij de geestelijke gezondheidszorg betrokken.
 

Milieutherapie

Als we het concept ‘hotelfunctie’ hanteren, dan staat daar nog iets naast: je gaat je niet naar een psychiatrisch ziekenhuis of centrum alleen maar om daar te verblijven. De ‘hotelfunctie’ van het ziekenhuis zou ondersteunend moeten zijn aan wat de kern is van je verplaatsing, nl. de zorg. Maar hoe ver-houdt die functie zich tot de zorgfunctie?

Dirk A.: Wij hebben in ons psychiatrisch centrum een hoteldienst omdat iemand verantwoordelijk moet zijn voor alles wat te maken heeft met ‘bed, onderhoud en brood’, voor linnen, voor voeding. Het is evident dat daar goed voor gezorgd moet worden. Dat vraagt ook heel wat organisatie en een degelijke structuur. De essentie van de milieutherapie is echter dat die hotelfunctie doordrongen is van wat nodig is om maatwerk te kunnen leveren voor de verschillende patiëntengroepen aanwezig in een ziekenhuis. Zo is in de acute opnamedienst de poetsdienst uitgebreid aanwezig, omdat de patiënten daar niet mee bezig zijn of er geen energie voor hebben. Op andere afdelingen is het poetsen meer in handen van de groep patiënten. De zo gecreëerde dynamiek biedt hen leerervaringen, maakt zeer veel rollen mogelijk die mensen experimenterend kunnen invullen.

Mieke C.: De hotelfunctie van het ziekenhuis moet ook meer zijn dan het eten en het slapen. En daar schort het vaak volgens veel familieleden. Het aanbod op de avond- en weekendmomenten voor cliënten, patiënten of bewoners is vaak heel beperkt. Net daar zou het ziekenhuis verder kunnen of moeten gaan dan het aanbieden van de ondersteunende diensten van een hotel.

Hans M.: Ik hoop en vermoed dat een hotelfunctie ook altijd samengaat met een overheersende therapeutische visie, dus dat die hotelfunctie daar kan worden ingepast. Mijn persoonlijke ervaringen zeggen me dat dit niet overal het geval is. Op de afdeling waar ik verbleef waren zowel mensen in een acute crisissituatie als mensen die al maanden in behandeling waren. Ik vond dat niet evident. Ik had door mijn depressie vooral rust en stilte nodig, doch vond die helemaal niet op de afdeling waar ik verbleef. Ik ondervond heel veel hinder van de vele prikkels: mensen die door elkaar lopen, continu rinkelende gsm’s, multimedia, de radio die de hele dag speelde. Allemaal in een vrij beperkte leefruimte. Om echt rust te zoeken, moest ik naar mijn kamer, als ook mijn kamergenoot me die rust gunde. 


Dirk A.: Het is inderdaad niet vanzelfsprekend om verschillende mensen samen te zetten. Het is ook een valkuil dat, als een ziekenhuis sterk vanuit het organisatorische denkt, de organisatie het doel op zich wordt en de heel individuele noden daar onder zouden gaan lijden. Het doel blijft dat elke individuele patiënt de stap terug naar de maatschappij kan zetten. 

Stigma en droogzwemmen

Hans M.: Het is goed dat patiënten, in de mate van het mogelijke, ingeschakeld worden in een ondersteunende functie als poetsen of koken. Al gaf het me soms het gevoel van extra stigmatisering als een groep patiënten naar de Aldi of Carrefour ging inkopen doen. Het enige wat nog ontbrak was een petje en een fluovestje met de naam van het ziekenhuis erop. We konden er gelukkig nog om lachen. Maar ik vond het goed dat achter die therapieën gewoonlijk wel een visie zat. Bij de kooktherapie werkten we bv. vanuit de axenroos van Cuvelier. De groepsdynamiek, het groepsgebeuren, de verschillende rollen die we opnamen en waarmee we experimenteerden. Dat hielp me, ook in mijn herstel. Koken om te koken, kan ook voor sommige mensen boeiend zijn, maar niet voor iedereen…

Fie V.: Veel mensen in onze werkgroepen geven aan dat het zelf kunnen uitvoeren van die ondersteunende taken als poetsen of koken hen zelfstandig houdt. “Als we het nog kunnen of willen, laat het ons dan doen.”

Peter D.: Ik ga ervan uit dat, als je kookt op een afdeling, je dat niet automatisch thuis gaat doen. Binnen mijn werk in het mobiel team zegden mensen me: “Ik ben jaren in opname geweest. Ik heb altijd mee gekookt. Maar toen ik thuis kwam, is voor mij het koken gestopt omdat er niemand was om voor te koken…”. Het is niet vanzelfsprekend dat je wat je tijdens je opname “droogzwemmend” leert, ook gaat toepassen thuis. De therapie zelf is dan een middel om dat doel te bereiken. Zo is voor mij het therapeutische van bv. de creatherapie minder belangrijk, maar kan het wel een heel belangrijke plaats van ontmoeting zijn. En als je die therapie in volkstuintjes organiseert, dan kan je zo de anderen blijven ontmoeten. Als je met sport bezig bent, dan zoek je sportbuddies in de omgeving, waardoor mensen kunnen sporten met buren. Op die manier kan je de vervreemding door een lange opname tegengaan en werk je tegelijk ook aan het stigma. Door de evolutie naar meer begeleiding aan huis komen dan ook interessante vragen naar voren: wat kan een psychiatrische instelling betekenen, aansluitend op wat de mobiele equipes aan huis doen? En hoe kan het ziekenhuis zich losmaken van een “beddenbegeleiding”?

Hoe aangenaam mag het verblijf zijn?

Jan D.: De hotelfunctie invullen, is fijn maatwerk. De toekomst is echter ook dat we psychiatrie en ziekenhuizen meer en meer moeten richten op acute zorg en op crisiszorg en minder op chronische zorg. Dus hoe aangenamer we het hotel maken, hoe moeilijker we het mensen maken om naar de maatschappij terug te keren.

Gideon B.: In plaats van de hotelfunctie werd vroeger ook de term ‘beddenhuizen’ gebruikt. Terwijl het eerste chic klinkt en verwijst naar comfort doet het tweede veeleer armzalig aan, is het bijna marginaal. In onze werkgroepen horen we vaak de opvatting dat men mag ‘voelen’ dat men tijdens een opname in de psychiatrie verblijft en niet in een hotel. Die opvatting wordt meestal gecounterd door patiënten: “Meer comfort zou ons hier geen dag langer houden! Een opname in een ziekenhuis blijft een abnormale situatie, dus geef ons een beetje van de kwaliteit die we associëren met een hotel.” Dan rijst de vraag: moet het hotelgebeuren wel deel uitmaken van het milieutherapeutische? Kan je het er niet van loskoppelen, zodat je een situatie creëert met een niet-institutionele, ongedwongen sfeer, als een soort tijdelijk verblijf waar iemand juist in die situatie tot rust kan komen en in het beste geval terug kan gaan naar de gewone huiselijke situatie? 

Peter D.: Dat is een zeer boeiende vraag. In Nederland zijn er een aantal dergelijke, kleinschalige initiatieven buiten de psychiatrische instellingen. En bij ons heb je het Namastehuis in Merendree. Er zijn ideeën om met een soort ‘zorghotel’ te beginnen waar mensen gedurende een paar dagen of een week even tot rust kunnen komen, bij wijze van spreken op vakantie komen en dan teruggaan. Maar los van het therapeutisch denken.

Gideon B.: Ik denk aan KPC Genk. Daar is een situatie gecreëerd waar je in de leefgroep niet echt een verpleegpost hebt, maar enkel een observatiepost. De verpleegpost is verschoven naar een aparte ruimte buiten de afdeling, waar het personeel zich kan terugtrekken in een soort van open desksysteem.

Mieke C.: En dan komt ook de vraag naar voren hoe aangenaam de residentiële opvang moet zijn voor het personeel. Zijn we ook niet te ver meegegaan met de comfortnoden voor personeel? Het is voor sommige personeelsleden bv. heel verleidelijk om zich in een verpleegpost te kunnen verbergen ach-ter de berg administratie in plaats van tussen de bewoners te werken. 

Hans M.: Enerzijds is de zelfzorg van mensen die professioneel of vrijwillig in een organisatie werken van groot belang, anderzijds gaat veel aandacht naar overleg, protocollen, administratie . Een even-wicht dreigt zoek te gaan. Voor de toekomst hoop ik dat de psychiatrisch verpleegkundige iemand wordt bij wie de balans overhelt naar de zorgkant en dat hij of zij vooral tussen de patiënten aanwezig is. 

Gideon B.: Interessant dat je daarnaar verwijst, want in een hotel zie je niet aan het eind van de gang een soort verpleegpost waar personeel administratieve taken uitvoert en tegelijk een blik werpt op de gang. 

Peter D.: Elke instelling ontwikkelt een eigen dynamiek. En die ontstaat door de mensen die er verblijven en zij die er werken. De taak die je hebt, als werkende, is je te verzetten tegen een dynamiek die het ‘wij-zij’-denken versterkt. Door het inbrengen van ervaringsdeskundigen stellen we dat denken op zijn minst in vraag. Het architectonisch denken heeft die ‘wij-zij’-dynamiek ook een stuk op gang gebracht. De grens tussen verpleegpost en living zou dus moeten vervagen of zelfs wegvallen. Er is geen aparte post nodig, want je werkt samen met de patiënt.

Dirk A.: We hebben echter te kampen met de architectonische normen, opgelegd door de ziekenhuiswet. Daardoor wordt het bouwen in de psychiatrie, dus het inrichten van een therapeutische ruimte in functie van of op maat van een doelgroep, een waanzinnige uitdaging. Omdat de bouwprocessen zo traag gaan, gebeurt het dat, wanneer je een concept ontwikkeld hebt voor een bepaalde doelgroep, er een andere doelgroep in de infrastructuur komt eens het bouwproces is afgelopen. 

Fie V.: Het is inderdaad zo dat het bouwen en het organiseren van een afdeling een veel trager proces is dan het ontwikkelen van een leefgroep. Anderzijds is meestal dit proces van ontwikkelen reeds afgelopen voor je de patiënt - voor wie alles gebouwd en ontwikkeld is - kent. Hij of zij dient zich in de voorgekauwde leefgroep in te passen. Daarom is het belangrijk patiënten, verzorgend personeel, afdelingsverantwoordelijken, therapeutisch verantwoordelijken artsen en directie - kortom de gebruikers van de gebouwen - te betrekken tijdens het bouwproces. Op die manier kan je maatwerk bouwen en innoverend zijn in zorgarchitectuur.

Zorg is maatwerk!

Dirk A.: Naast de overtuiging dat je gebruik moet maken van al de mogelijkheden die een opname biedt, zorg je er binnen de milieutherapie voor dat mensen wisselervaringen hebben en verschillende rollen kunnen opnemen. Is het de missie van een afdeling of groep dat zij relaties met mensen buiten hun setting ontwikkelen, dan moet je dat op alle mogelijke manieren ondersteunen. 

Jan V.S.: In die zin dienen we veeleer te spreken over facilitaire diensten met als opdracht: hoe kunnen we, tijdens een opname, een context creëren die terugkeer, genezing, herstel of verandering kan helpen faciliteren? 

Dirk A.: Het eerste wat je doet in milieutherapeutische opbouw is reflecteren voor wie dit milieu bedoeld is. Voor welk type patiënt? Welke zijn diens noden? Die beschrijving levert de behandel-filosofie en –methodiek op: welk programma vloeit daar uit voort? Hoe is je team best samengesteld? Hoe ziet de dagelijkse praktijk er dan best uit? Op basis van die analyse ontwikkel je de rest. Het eindresultaat kan er voor de diverse groepen of afdelingen heel divers uitzien. Bij sommige mensen of groepen zal dit neerkomen op het bieden van veiligheid, geborgenheid of comfort. Bij anderen gaat het over het ontregelen, prikkelen, uit de comfortzone brengen.

Mieke C.: ik vind dat we het woord ‘maatwerk’ te pas en te onpas in de mond nemen. Maatwerk is te vaak maatwerk voor een groep of voor een afdeling of voor de organisatie. Dat zijn enkel de hefbomen voor de eigen verandering en ontwikkeling. Maatwerk dient op maat te zijn van de persoon en zijn omgeving.

Peter D.: in die zin sluit de werking van een mobiel equipe daar heel erg bij aan: om te vertrekken vanuit de persoon en te kijken wat hij of zij nodig heeft. Het is bijna het decentraliseren van een afdeling, van een instelling. Dat is de hele nodige denkshift: dat je niet meer denkt vanuit die opname en dat bed.

Gideon B.: Wat kan dan in de plaats komen van het bed als centrale referentie? Misschien moet het de kamer zijn, zoals in een hotel, waar de patiënt tijdelijk zijn leven kan gaan organiseren. Bij een hotel is ook gedacht vanuit haar relatie tot externe factoren, want het hotel is ook ergens in een buurt ingepland en organiseert zich vanuit die omgeving.

En de toekomst?

Dirk A.: Zelf denk ik dat een goede zorg in de toekomst in zeer diverse vormen dient aangeboden te worden. Zolang één van die vormen een 24-uurs aanwezigheid van mensen meebrengt, moeten we zorgen dat die facilitaire aspecten zo ondersteunend mogelijk uitgewerkt worden.

Mieke C.: Maar we dienen de transitie te maken naar een ander concept van zorg dat zich in de maatschappij situeert. We zijn echter het land van de geleidelijkheid. We zijn een van de laatste West-Europese landen die zich ingeschreven hebben in de vermaatschappelijking. We zijn nog steeds het land met ieder zijn menu. Ondertussen zijn slechts 10 tot 12% van de bedden omgebouwd naar mobiele equipes. Similes ijvert voor een meer grondige evolutie, willen we niet dat families verder gedemotiveerd raken door het soms tegenstrijdige in de huidige veranderingen en door de vele leemtes in de zorg.

Jan D.: Misschien zal het sneller gaan nu men de expertise heeft van de ombouw van bedgebonden teams naar mobiele equipes. Organisaties hebben zich ook moeten terugplooien en bezinnen over hun nieuwe taken. In de verschillende ziekenhuizen waar ik kom begint de term ‘ambulantisering’ ingang te vinden en denken afdelingen: kunnen we die zorg aan huis leveren? 

Rik V.N.: Er is een ontwikkeling naar minder ziekenhuisbedden. De middelen die daardoor vrijkomen worden op een andere manier ingezet. Die inzet neigt naar almaar grotere diversiteit, mobiele teams, allerlei vormen van zorg die een naam hebben of nog geen naam hebben of die wij nog niet kennen. En inderdaad, wij zijn sterk in de geleidelijkheid.

Het gesprek vond plaats op dinsdag 26 mei 2015. Moderator: Rik Van Nuffel - Transcriptie: Mireille Solie - Auteur: Jan Van Speybroeck

Deelnemers aan het gesprek:

Hans Meganck, welzijnswerker en docent aan de Arteveldehogeschool, liet zich vrijwillig opnemen voor een zware depressie. Zijn ervaringen schreef hij neer in het boek Depressief. Goede zorg voor kwetsbare mensen. 
Jan Delvaux, ervaringsdeskundige, bestuurder van tal van GGZ-verenigingen en voorzitter van Uilen-Spiegel, een patiëntenorganisatie met een duizendtal leden.
Dirk Armée, algemeen directeur van het Psychiatrisch Centrum Duffel.
Gideon Boie, architect-filosoof, en Fie Vandamme, architect, vormen samen onderzoeksbureau BAVO. 
Zij voeren onderzoek naar de architectuur voor psychiatrische instellingen, o.a. aan de Faculteit Architectuur 
van de KU Leuven en in opdracht van P.C. Caritas te Melle. Hiervoor werden werkgroepen opgezet met patiënten, personeel, artsen en directie.
Mieke Craeymeersch, directeur van Similes, een familievereniging voor de geestelijke gezondheidszorg die ouders, partners, kinderen, broers en zussen van mensen met een psychische kwetsbaarheid verenigt.
Peter Dierinck, psycholoog op de rehab-afdeling van het P.C. Gent-Sleidinge. Is sterk begaan met hoe de hulpverlening voor patiënten een plaats kan creëren in de omgeving, in de maatschappij, dus begaan met kwartiermaken.
Rik Van Nuffel en Jan Van Speybroeck zijn resp. stafmedewerker en directeur van de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG). Zij namen het initiatief tot dit gesprek.

 

Image
Lien Pittevils, Karen Princen en Kristel Peeters
"Het gaat niet meer.’ Je kent het scenario: oma heeft een ongelukkige val gemaakt en de familie dringt erop aan dat ze naar het woonzorgcentrum gaat. Maar oma is het daarmee niet eens. Ze is er niet klaar voor. Nog niet alle mogelijkheden zijn onderzocht. Dan komen wij in beeld
Image
Eveline Indeherberge
“Nee, ik ben geen getuige van Jehova!” Eveline Indeherberge moet nog altijd smakelijk lachen als ze vertelt van die keer dat ze op straat aangesproken werd. “Tja, al kan ik die man wel begrijpen”, gniffelt ze. “We waren met twee op weg naar een patiënt, netjes met onze computertas in de hand.” Het ...
Gerelateerde wetenschappelijke artikels
Onder het motto “Zijn er te veel ziekenhuisbedden in België?” vond vorig jaar (2016) het 33ste Congres plaats van de Belgische Vereniging der Ziekenhuizen (BVZ). Op dat druk bijgewoonde congres maakten ziekenexperts interessante analyses van de ...
‘Beter worden doe je thuis’: onder dat motto stelde een Nederlandse voortrekker van de vermaatschappelijking van zorg enige jaren geleden de beweging voor. De slogan is ondertussen wijd opgepikt. Maar er is iets in de formulering dat me dwars zit ...

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte