Zoeken

Verslavingszorg in Asster

Lien Vanherwegen
Nathalie Rosier
Emmanuel Maes
Masster

Geregeld kopt er wel een Vlaamse krant over het middelengebruik van de gemiddelde Belg. In september 2018 verscheen in Het Laatste Nieuws nog ‘Belg bij de grootste drinkers van Europa: gemiddeld twintig pinten per week’. Op de VRT nieuwssite lazen we ‘De Belg blijft steeds meer pillen slikken’ (2017). Onderzoek door het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) geeft aan dat 84% van de Vlamingen van 15 jaar of ouder alcohol drinkt. Ruim 13% drinkt dagelijks alcohol. Alcohol is sterk ingeburgerd in Vlaanderen. Er is niets mis met eens een glaasje drinken of eens een pilletje nemen. Er is een breed spectrum in het gebruik van alcohol of medicatie, waarbij dit kan variëren van beperkt tot problematisch gebruik. In overleg met onze partners, trachten wij binnen Libra een antwoord te bieden op de hulpvraag van deze personen waarbij het gebruik van alcohol of medicatie problematisch is.

 

De lijn tussen ‘iets’ drinken, overmatig drinken en een alcoholprobleem is niet altijd even duidelijk te trekken. Zo heeft gewoon alcoholgebruik aanvankelijk een remmende werking op het centraal zenuwstelsel. Hierdoor vermindert onze controle en komen er in ons hoofd chemische stoffen vrij die ons een roeseffect bezorgen. We worden losser en voelen ons opperbest. Bij overmatig alcoholgebruik neemt de motoriek en het beoordelingsvermogen af, waardoor we soms in problemen raken (vallen, verkeer, omgang met anderen, ...). Extreem alcoholgebruik kan dan weer leiden tot bewustzijnsverlies (‘comazuipen’) en overlijden. Het gebruik van psychoactieve medicijnen, zoals slaapmiddelen en pijnstillers, kent een gelijkaardig verloop.

 

Bij langdurig gebruik van alcohol en deze medicijnen treden er in ons lichaam een aantal veranderingen op die het alcohol- en medicatiegebruik in stand houden. Hierdoor is het niet meer mogelijk om met alcohol- of medicatiegebruik (zonder hulp) te stoppen. Door de continue remmende aanwezigheid van het middel treden er in onze hersenen een aantal beschermingsmechanismen op die het remmend effect van de middelen tegengaan, waardoor onze hersenen toch goed kunnen functioneren. Helaas zorgt dit voor een afname van het roeseffect, (waardoor men meer van het middel moet innemen om dezelfde ‘high’ te voelen) en raken hersenen bij nuchterheid door het wegvallen van de alcohol of medicatie overprikkeld, wat kan leiden tot ernstige ontwenningssymptomen. Deze ontwenningsklachten zorgen bijkomend voor nieuw en meer middelengebruik. Onbehandeld vormen ontwenningssymptomen een groot risico op medische complicaties (epilepsie en delirium).

 

Naast hogervermelde adaptatiemechanismen in het kader van homeostase vinden er nog bijkomende aanpassingen plaats in de neurale circuits van de beloningscentra in onze hersenen. Deze leiden onder meer tot het steeds op zoek moeten gaan naar een roes, het gevoel niet zonder een stof te kunnen (afhankelijkheid) en/of geen bewuste controle meer hebben over het middel (controleverlies).

 

Al deze veranderingen in onze hersenen zijn onderwerp van wetenschappelijk onderzoek dat steeds meer aantoont dat ‘verslaving’ een échte hersenziekte is. Bovendien gaat men er stilaan van uit dat tolerantie- en ontwenningstekens geen noodzakelijke voorwaarden zijn voor een ernstig middelenprobleem.In de vijfde versie van de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders spreekt men dan ook niet meer over ‘overdreven alcoholgebruik’ en ‘alcoholafhankelijkheid’ maar over één ‘stoornis in het gebruik van een middel’ met elf kernsymptomen. Met andere woorden ook zonder ontwenningsklachten kan er sprake zijn van een ernstig middelen gebonden probleem.

 

Dit scala aan middelen gebonden problemen met verschillende ontstaansmechanismen en uitgebreide gevolgen op biopsychosociaal vlak nopen tot een gevarieerd behandelaanbod. In wat volgt wordt een overzicht geschetst van de hernieuwde modulaire werking van Libra 1 & 2, als semi-residentieel onderdeel van dit aanbod. In 2017 werden hier meer dan 475 mensen succesvol behandeld.

 

Behandeling op Libra 1 & 2: modulewerking

De zorgcluster Libra voor personen met primair middelen gebonden problemen is één van de zes grote zorgclusters van het PZ ASSTER te Sint-Truiden. Deze cluster omvat drie afdelingen. Libra 1 & 2 behandelen personen met primair een alcohol-, medicatie- en gokproblematiek. Libra 3 legt zich toe op personen met primair een drugsproblematiek. De focus van dit artikel ligt op de afdelingen Libra 1 & 2. Deze twee afdelingen werken zeer nauw en dynamisch samen, waarbij wij steeds streven naar het optimaliseren van de geboden zorg. Daar waar vroeger sprake was van één bepaald behandeltraject, proberen wij nu meer te differentiëren en hierbij zorg op maat, centraal te stellen.

Via onze modulewerking (zie figuur 1) zetten we meer in op een doelstellingsgerichte werking met systematische evaluatie en opvolging van het behandelverloop. De zorg op maat wordt ook verwezenlijkt door ons ruim aanbod moduleoverschrijdende sessies, diverse werkgroepen (bijvoorbeeld familiewerking, gokken) en de connectie met onze partners.

De ingangspoort voor de behandeling is de fase ‘korte behandeling’. Deze fase kan gezien worden als crisisopname en is gericht op ontnuchteren, ontwennen en het doorbreken van de crisis. Na deze fase doorlopen te hebben, is er de mogelijkheid tot doorschuiven naar de fase ‘langere behandeling’. Deze fase is opgebouwd uit zes modules en is gericht op verdere behandeling: module 1 inzicht met verbale focus, module 2 inzicht met non-verbale focus, module 3 realisatie, module 4 herstelgerichte focus, module 5 supportgroep en module 6 dagbehandeling (in ontwikkeling). Modules 1 tot 5 kunnen aangevat worden in residentiële opname, en waar geïndiceerd, ook verder gezet worden vanuit dagbehandeling. De fase ‘nazorg’ is gericht op het bestendigen van een nuchter, voldoening gevend leven en het bespreekbaar blijven maken van de hindernissen die dit in de weg zouden kunnen staan. Het algemeen principe van de modulewerking is samen met de patiënt kijken naar voorop te stellen doelen. Afhankelijk van de doelstelling zet men de behandeling verder in een bepaalde module. Indien doorheen het behandeltraject de doelstellingen wijzigen, is het mogelijk om door te schuiven naar een andere module. Vanuit de terugvalmanagement visie geven we de patiënt concrete handvatten mee in het veranderingsproces.

Doorheen de behandeling bundelen we samen met de patiënt al de informatie in een persoonlijk uitgewerkt houvastplan.

  • Informeren en ondersteunen familie
    Een goede familiebetrokkenheid en –bejegening hoort bij het behandeltraject van de opgenomen patiënt. Er wordt getracht om de naasten mee te betrekken in het behandelverloop van hun familielid, door onder andere koppel- en familiegesprekken. Driemaandelijks organiseren we een infoavond voor naastbetrokkenen. Het hoofddoel van zo’n avond is educatie rond verslavingsproblematiek maar daarnaast zien we ook dat het samenkomen van lotgenoten erg verbindend en ondersteunend werkt. De talrijke opkomst (sinds 2013) toont ons dat de nood naar correcte en heldere informatie en (h)erkenning erg groot is.
  • Programma op maat
    Via het module-overschrijdend programma trachten we een specifiek op maat gemaakt en gevarieerd programma aan te bieden. Voorbeelden van zo’n sessies zijn mindfulness, sociale vaardigheidstraining of extra sport.
  • Gokproblematiek
    De behandeling van een gokproblematiek vergt een iets andere aanpak. Dit werd mee ingebouwd in het behandelprogramma door het parallel voorzien van individuele begeleiding. Hiertoe werd een specifieke werkmap ontwikkeld.
  • Houvastplan
    Een houvastplan is een persoonlijk werkinstrument. Het geeft een beeld van onderliggende emoties, gedachten, lichamelijke gewaarwordingen en gedragingen in zowel comfortabele situaties als in risico-situaties, alsook handvatten om hiermee om te gaan. Het is een handig werkmiddel om op te nemen binnen zowel de residentiële zorg, de verdere ambulante nazorg als met de naastbetrokkenen.

Fase korte behandeling

In de fase korte behandeling maken we onderscheid tussen vier soorten opnames: (1) Kennismaking – Crisisinterventie (KEN-CI), (2) Bed Op Recept – Crisisinterventie (BOR-CI), (3) SWOT (Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats) en (4) Voorbereiding.

 

Een KEN-CI is voor patiënten die nog niet gekend zijn op Libra 1 en die twijfelen over een langere opname of opteren voor een kort programma. Hierbij krijgen patiënten, indien nodig, een lichamelijke detox, kunnen ze kennismaken met onze dienstverlening en krijgen zij een introductie omtrent stoornissen in middelengebruik. Een KENCI duurt standaard een drietal weken. Tijdens deze korte opname wordt er uitgekeken naar een mogelijks verlengde opname of naar een aanvaardbaar (ambulant) alternatief. Uiteraard kunnen patiënten hier ook nadien terug terecht voor een (semi-)residentieel vervolgaanbod.

Een BOR-CI is een opname gericht op het doorbreken van de crisis voor patiënten die reeds gekend zijn op Libra. Bij een BOR-CI kunnen patiënten (op vraag van externe partners) maximaal 10 dagen verblijven voor een lichamelijke detox en een crisisinterventie met het oog op (her-)inschakeling in een ambulante setting. Zij kunnen niet automatisch doorstromen naar een langer residentieel psychotherapeutisch programma. In het geval er een wachtlijst is, zullen zij tijdelijk naar huis moeten terugkeren.

 

Zowel een BOR-CI als een KEN-CI kunnen verlengd worden indien de arts dit nodig acht omwille van fysieke en/of psychische toestand van de patiënt, of indien de patiënt gedurende deze KEN-CI of BOR-CI de vraag stelt voor een langere opname, waarbij rekening gehouden met de reguliere wachtlijst.

 

Een SWOT opname is een, in overleg besloten, opname waarbij mensen - die eerder een (semi-) residentieel psychotherapeutisch programma binnen Libra volgden - maximaal 10 dagen verblijven voor een herevaluatie van hun huidige toestand en ambulante zorg. Hierbij wordt, binnen het bredere kader van terugvalmanagement, zowel gelet op zwaktes en eventuele bedreigingen, als op de sterktes en opportuniteiten binnen de patiënt en zijn (behandel-)omgeving. Dit programma onderscheidt zich van het BOR-CI programma door het preventieve karakter, het niet noodzakelijk zijn van een crisis- en/of hervalscenario en de mogelijkheid om deze gepersonaliseerde opname in de (verre) toekomst te plannen bij wijze van tijdelijk ankerpunt.

 

De voorbereiding op langere opname is voor personen die een langer behandeltraject aangaan, en dit op vraag van de patiënt zelf, van de behandelende arts of van andere instanties indien de patiënt hiermee akkoord gaat (bijvoorbeeld beschutte woonvorm, familieleden). De opnamefase binnen de reguliere opname duurt enkele dagen tot één week, afhankelijk van het toestandsbeeld van de patiënt.

 

Fase langere behandeling

In module 1 en 2 richten we ons op personen die nood hebben aan inzichtelijk werken rond de afhankelijkheidsproblematiek en (inter)persoonlijk functioneren. Binnen module 1 wordt de focus meer gelegd op het verbale aspect, daar waar in module 2 de ervaringsgerichte feedback meer op de voorgrond wordt geplaatst. Module 4 vertrekt vanuit herstelgericht werken. Hier richten we ons op het versterken van zelfvertrouwen en autonomie om zo leren om te gaan met faalervaringen en leren zichzelf te zijn met de problematiek in de maatschappij. Module 5 richt zich op het behouden van de nuchterheid, het bieden van een vaste weekstructuur en onderhouden van de aanwezige vaardigheden. Module 3 en 6 zijn doorgaans een vervolg op voorgaande behandelmodules. Binnen module 3 wordt de focus gelegd op de realisatie van een aantal specifieke doelstellingen als voorwaarde voor een nuchter leven. Module 6 biedt de mogelijkheid om na een residentieel traject, de behandeling verder te zetten in de vorm van dagtherapie. Deze richt zich op mensen die nood hebben aan ondersteuning in het nuchter functioneren bij de nieuwe uitdagingen van het ‘hier buiten leven’. Dagtherapie faciliteert de overgang van residentiële opname naar de thuissituatie.

 

Fase nazorg

De fase nazorg kan zowel intern als extern georganiseerd worden. Intern werken we vanuit verschillende disciplines poliklinisch, waarbij opvolgingsgesprekken mogelijk zijn met bijvoorbeeld de psychiater of de persoonlijke begeleider van tijdens de opname. Daarnaast is er de mogelijkheid tot een herevaluatie van hun huidige toestand en ambulante zorg in een SWOT opname. Extern betreft het verdere opvolging door een ambulant netwerk. Dit kan onder andere inhouden: het deelnemen aan zelfhulpgroepen (die zich tijdens de behandeling ook op de afdeling voorstellen), gesprekken bij het CAD, CGG, of bij een ambulante psychiater of psycholoog. Al tijdens de opname stippelen we, samen met de patiënt, een gepast nazorgtraject uit en kan de patiënt dit reeds opstarten, zodat de overgang tussen (semi-) residentiële behandeling en ambulante opvolging vlot verloopt.

Image
Beeleke Bredero is kinesist en bewegingstherapeut bij Alexianen Zorggroep Tienen
Beeleke Bredero
Beeleke Bredero is kinesiste en psychomotorisch therapeute (PMT). Mijn job bestaat erin om mensen zich bewust te laten worden van hun gedachten en emoties door middel van beweging en specifieke oefeningen in groepsverband.” “In totaal zijn we met een team van 8 personen. Ik ben de enige variabele ...
Gerelateerde wetenschappelijke artikels
Sport als middel krijgt steeds meer toegang binnen therapievormen. Sportbeoefening en beweging zijn belangrijk omwille van de positieve effecten op de algemene gezondheid en het welbevinden van elke persoon. Het in de praktijk brengen van die ...
Sinds mei 2016 ben ik in ‘het project Proeftuinen Zorgdorpen’ gestart. Dit is een erkend project gefinancierd door het Agentschap “Zorg en gezondheid” met penhouder De Heide vzw. Vanuit het samenwerkingsverband “Zorgdorpen” worden kansen gecreëerd ...

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte