"Het is mijn droom dat we
er binnen tien jaar
met z'n allen
mentaal een pak
beter voor staan"
We hebben een masterplan GGZ nodig
2020 startte met een crisis van formaat. Waar bij aanvang van de coronacrisis nog weinig oog was voor geestelijke gezondheid, veranderde dat naarmate de crisis langer aansleepte. Er ontstond een momentum waarin geestelijke gezondheid meer dan ooit in de kijker kwam. Over de noodzaak aan goede geestelijke gezondheidszorg voor iedereen lijkt niemand nog te twijfelen. Stefan van Sevecotte, sectorverantwoordelijke voor geestelijke gezondheidszorg, hoopt dat dit het startpunt is van een decennium met meer aandacht én middelen voor geestelijke gezondheidszorg.
Stefan van Sevecotte is sectorverantwoordelijke voor geestelijke gezondheidszorg bij Broeders van Liefde, we blikken met hem vooruit naar 2030. Hoe zal onze geestelijke gezondheidszorg er dan uit zien?
“Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn mentale gezondheidsproblemen, na cardiovasculaire aandoeningen, de grootste verantwoordelijken voor het verlies aan kwaliteitsvolle levensjaren. Dit betekent ook dat geestelijke gezondheidsproblemen heel veel ziektedagen genereren. Veel meer dan bijvoorbeeld rugproblemen, artritis of reuma.” Stefan schetst ons aan het begin van het interview een weinig rooskleurig beeld van de huidige situatie. “Het is mijn droom dat we er binnen tien jaar met z’n allen mentaal een pak beter voor staan. Helaas zijn er praktische bezwaren tussen de dromen en de realiteit. Zo blijft het stigma op geestelijke gezondheid een belangrijke hindernis. En uiteraard moet er ook budget zijn. Momenteel gaat in België slechts 6% van het budget voor gezondheid naar geestelijke gezondheidszorg. In vergelijking met andere Europese landen is dat bijzonder laag.”
Moest je een onbeperkt budget hebben, wat zou jij in jouw sector in 2030 graag verwezenlijkt zien?
Stefan Van Sevecotte: “Ik zou inzetten op een performante IT die ons administratief en logistiek ont-zorgt zodat we meer op onze kerntaak kunnen focussen. Ook zou ik zorgen dat onze infrastructuur wordt gemoderniseerd zodat we meer verbinding met de stad kunnen leggen. Oude campussen en gebouwen moderniseren kost immers handenvol geld. Ik zou onze crisiszorg beter omkaderen zodat we op een nog veiligere manier kunnen werken dan vandaag, met een-op-een begeleiding van de patiënt. Vandaag lukt dat niet op elke afdeling. Niet enkel voor de patiënt is dit beter, maar ook voor onze medewerkers. Tot slot zou ik meer middelen inzetten op wetenschappelijk onderzoek om onze klinische praktijk verder te ondersteunen en onze behandelingen en diagnoses nog te verbeteren.”
Wat zijn de belangrijkste evoluties die jij het voorbije decennium zag?
Stefan Van Sevecotte: “Bovenaan staat de digitale evolutie. Ik verwacht dat de digitale tools die vandaag misschien nog in een ontwikkelingsfase zitten, beschikbaar zullen worden voor alle patiënten en hulpverleners. Patiënten en bewoners zullen via digitale tools hun eigen behandelplan mee kunnen invullen en inkijken. De zorg zal ondersteund worden door apps waar je informatie kan vinden, contact kan leggen met je therapeut of psychiater of data kan uitwisselen. Informatie zal ook beschikbaar worden voor familie, in de mate dat de patiënt daarmee akkoord gaat. De trend naar digitalisering zal er ook voor zorgen dat een aantal logistieke, ondersteunende en administratieve processen meer en meer geautomatiseerd zullen worden. Op deze manier maken we tijd en handen vrij om meer met mensen bezig te zijn en te werken aan de zorgrelatie. Een tweede belangrijke evolutie is de verschuiving in onze populatie. Onze samenleving wordt meer divers, zo ook onze medewerkers en cliënten. We gaan onze werking daar op moeten afstemmen. Er is ook meer sprake van verstedelijking. Wij beschikken over ontzettend mooie campussen die vaak in of dichtbij de stad gelegen zijn. Die campussen zijn unieke stilteplekken in de stad. We moeten ze koesteren en ons afvragen hoe ze nog meer healing environments kunnen worden. Indien het kan, waarom onze campussen niet openstellen voor de stad? Misschien kan dat de mentale gezondheid van de bewoners van de stad ten goede komen… Daarnaast evolueren we naar een samenleving die alsmaar individueler wordt en meritocratie hoog in het vaandel draagt. Je bent zelf verantwoordelijk voor wie of wat je vandaag bent. Als je succesvol bent, ben je goed bezig. Als het niet zo goed lukt, ligt dat aan jou. Een verslaving wordt dan vaak gezien als je eigen schuld. Niets is minder waar. Er zijn echt mensen die met minder kansen geboren worden. De komende tien jaar zullen wij met Broeders van Liefde blijven kiezen voor die meest kwetsbare mensen. Zij zijn vaak niet mondig en wij moeten als organisatie voor hen opkomen. Ten slotte is netwerken ook een stuk belangrijker geworden. Je bent geen geïsoleerde zorgpartner meer, maar werkt samen met andere spelers rond de patiënt. We evolueren naar een geïntegreerde zorg. Als Broeders van Liefde willen wij gekend staan als een betrouwbare netwerkpartner: iemand waarmee je afspraken kan maken, waar je op kan vertrouwen en waar je graag mee samenwerkt.”
Wat zijn de evoluties die je ziet of hoopt te zien voor de zorg zelf?
Stefan Van Sevecotte: “Ik verwacht dat de zorg laagdrempeliger wordt. Mijn droom, hoop en verwachting is dat we geen psychiatrisch ziekenhuis meer zijn, maar een multifunctioneel psychiatrisch centrum met een divers aanbod van ambulante, mobiele en indien nodig residentiële zorg. Dat wij gericht kunnen interveniëren en een goede verbinding hebben met de eerste lijn en buurtgerichte zorg. Ook onze ouderenzorg mag zich niet beperken tot een verblijf in een woonzorgcentrum. Door een goede connectie met de huisartsen, thuisverpleging... en via nieuwe zorgvormen willen we onze ouderen ondersteunen en ze toch zo lang als mogelijk in hun vertrouwde omgeving laten wonen.”
Gaat het aantal residentiële bedden dan afnemen?
Mogelijk wel. We hebben al sterk afgebouwd. Ongeveer 20 procent van onze bedden is hetzij afgebouwd hetzij omgezet in mobiele of geïntensifieerde zorg. Ik sluit niet uit dat er nog bedden in een andere vorm zullen omgezet worden. Dit is sterk afhankelijk van de regio. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er te veel middelen zijn voor de geestelijke gezondheidszorg. Integendeel. Maar we moeten de middelen die we hebben ook zo goed mogelijk proberen inzetten. Daardoor kan het zijn dat sommige bedden een andere functie zullen krijgen: hetzij naar mobiele, hetzij naar geïntensifieerde zorg.
Wat zijn de grootste veranderingen voor jouw sector geweest de voorbije 10 jaar?
Stefan Van Sevecotte: “Ongetwijfeld de vermaatschappelijking en de herstelbeweging. De vermaatschappelijking is het besef dat we de patiënt zo lang mogelijk thuis willen laten en die daar enkel weghalen als het niet anders kan. Wij gaan naar de patiënt en proberen die zorg te brengen in zijn of haar thuisomgeving. De herstelgedachte is het idee dat we niet langer alle ziektebeelden zullen proberen te genezen, want dat lukt niet altijd. Wel kan de patiënt leren leven met zijn ziekte en de regie over zijn leven terugnemen. Hij kan zo opnieuw een volwaardige burger zijn voor de samenleving. Waar we de afgelopen tien jaar ook sterk op ingezet hebben is gebruikersparticipatie. We betrekken meer dan vroeger de patiënt bij zijn behandeling en bij de doelen ervan.”
"Mijn droom, hoop en verwachting is dat we geen psychiatrisch ziekenhuis meer zijn, maar een multifunctioneel psychiatrisch centrum met een divers aanbod van ambulante, mobiele en indien nodig residentiële zorg."
Heeft de coronacrisis een groter draagvlak gecreëerd voor de geestelijke gezondheidszorg?
Stefan Van Sevecotte: “Er is duidelijk een momentum. Dat heeft ervoor gezorgd dat de overheid 200 miljoen extra gaat investeren in geestelijke gezondheidszorg. Deze zal voornamelijk gaan naar ambulante geestelijke gezondheidszorg en is vooral gericht op jongeren. Onderzoek toont aan dat in België psychische kwetsbaarheid zich vaak al op jonge leeftijd manifesteert, maar dat het gemiddeld tien jaar duurt vooraleer die persoon de stap zet naar professionele hulpverlening. Ik geloof dus dat het belangrijk is om mentale gezondheidsproblemen al op jonge leeftijd bespreekbaar te maken. Toch blijft het een fragmentaire oplossing. Men zou een masterplan voor de geestelijke gezondheidszorg moeten hebben. We moeten inzetten op betere crisiszorg, meer intensieve begeleiding, op onderzoek, vervolgzorg... Op vele vlakken is er nog heel wat werk aan de winkel. Men maakt nu slechts budget vrij voor een fragment van het spectrum. Het is natuurlijk beter dan niets, maar er moet een langetermijnoplossing komen.”
Zijn er nog andere gevolgen van de coronacrisis te merken?
Velen, en ook de overheid, zijn gaan beseffen dat we meer gebruik kunnen maken van blended care. Vroeger werden enkel face-to-face gesprekken met een therapeut vergoed. Door Covid-19 is dat op een paar weken tijd kunnen veranderen. Er moet natuurlijk nog heel wat onderzoek naar gebeuren: de effectiviteit, de juiste balans, welke tool gebruik je precies waarvoor en in welke situaties. Maar ik hoop, en de sector is hier ook vragende partij, dat dit niet meer losgelaten wordt. Laat dit een tool zijn die we ook in de toekomst kunnen blijven gebruiken. Ik geloof dat telepsychiatrie, teleconsulting en chat samen met de onontbeerlijke face-to-face contacten een kwalitatieve mengvorm van therapieën kunnen vormen.
Tot slot nog een persoonlijke vraag. Hoe hoop jij als persoon nog te groeien de komende tien jaar?
Stefan Van Sevecotte: “Het werk dat ik hier doe, bestaat uiteindelijk maar uit kleine dingen. Ik zie andere mensen in onze organisatie veel grotere zaken verwezenlijken. Je moet maar eens in een afdeling gaan staan met een patiënt in crisis, of een opvoeder zijn in een van onze afdelingen. Maar ik geloof wel dat als we al die kleine dingen afstemmen op elkaar, we na tien jaar wel een berg kunnen verzetten. Zolang we zaken in beweging brengen, groeien we. Dat hoop ik dan ook te blijven doen.”